Het verhaal van Maria Johanna (Miep):
NOGMAALS EEN KUS…
In 1944 woonden wij aan de Broerdijk 107. Ons gezin bestond uit vader en moeder, mijn broer, zus en ik. Mijn broer Gerard was de oudste van de kinderen. Hij zat op school aan de Hertogstraat omdat de Duitsers de school aan de Koolemans Beyenstraat gevorderd hadden.
Iedere morgen kwam Karel Zwarts Gerard ophalen. Normaal gingen ze altijd lopend naar school, maar deze keer gaf mijn moeder een dubbeltje voor de tram. Hij greep zijn boekentas, kuste mijn moeder en vertrok. Hij was het tuinhekje al uit, toen hij ineens terugkwam om mijn moeder nogmaals een kus te geven. De laatste... Dat heeft mijn moeder altijd onthouden. Tussen de middag hadden we net pannenkoeken gegeten, toen het eerste luchtalarm ging. Mijn zus en ik moesten onder de tafel gaan zitten en als bescherming legde mijn moeder de zware kussens van de rookstoel op de tafel. Nadat het sein veilig was gegeven kwam er wéér een luchtalarm. Ik hoorde het zware gebrom van vliegtuigen en direct daarna het vreselijke lawaai van het bombardement. Dat vergeet ik nooit meer. We stonden doodsangsten uit om Gerard die, in tegenstelling tot zijn neef Albert Cox en enkele andere scholieren, nog steeds niet thuis was. Mijn moeder bracht mijn zusje vlug bij de buurvrouw en nam mij mee naar de stad om Gerard te zoeken. Bij de Wedren werden we teruggestuurd en uiteindelijk kwamen we op de een of andere manier bij het Wilhelminaziekenhuis. Ik mocht niet mee naar binnen, maar ik weet nog dat mijn moeder vrijwel onmiddellijk lijkwit weer naar buiten kwam. Overal had ze doden en kermende zwaargewonden zien liggen. Tegen zoveel ellende was ze niet opgewassen. De broer van mijn moeder heeft toen mijn vader van zijn werk bij Alewijnse opgehaald en samen zijn ze mijn broer gaan zoeken.
In het Wilhelminaziekenhuis liep iedereen in en uit op zoek naar vermisten. Daar heeft mijn vader Gerard zelf gevonden. Hij was toen al overleden. Mijn vader, kapot van verdriet, heeft hem tussen al die doden weggehaald en ergens apart gelegd. Later hebben we gehoord dat veel jongens de tram hadden gemist en dat zij toen lopend naar de volgende halte op het Kelfkensbos door splinterbommen zijn geraakt.
Het moet afschuwelijk zijn geweest,
zoveel doden en zwaargewonden bij
elkaar. Henk van Cleef, die ook zwaar-
gewond werd, Maar het uiteindelijk zou
overleven, heeft Gerard nog horen
zeggen dat hij het zo verschrikkelijk koud
kreeg. Behalve Gerard en Karel zijn van
die school ook Willy Becks, Daantje van Haalen, Tonnie van Megen, Henkie Putsen Antoon en Henkie Schreven op het Kelfkensbos omgekomen. Ze zijn later vanuit de Christus Koningkerk op de begraafplaats aan de Daalseweg in één graf begraven.
Zo'n gebeurtenis laat je nooit Meer los.